Risicofactoren trombose en longembolie
Leestijd: 4 minuten
Elk jaar krijgen zo’n 20.000 Nederlanders te maken met trombose, zoals bijvoorbeeld een trombosebeen of een longembolie. De aandoening kan ook op andere plekken in het lichaam ontstaan, zoals in de armen, bij het hart en de hersenen. Wanneer trombose niet op tijd wordt behandeld, kan dat onder andere leiden tot een longembolie. Vroegtijdig herkennen en behandelen van trombose is van levensbelang. Maar wanneer loop je nu risico op veneuze trombose en/of longembolie?
Is trombose een échte vrouwenziekte?
Nee
Trombose kan in principe bij iedereen ontstaan. Wel is het zo dat bepaalde mensen verhoogd risico lopen op trombose. Denk bijvoorbeeld aan ouderen, rokers, mensen met overgewicht, mensen met bepaalde vormen van kanker. Dat geldt ook voor ziekenhuispatiënten, vrouwen die de anticonceptiepil gebruiken, zwangere vrouwen en vrouwen in het kraambed. Het gaat hierbij kortom om iedereen die lang stil zit of ligt óf die geneesmiddelen gebruikt die invloed kunnen hebben op de samenstelling van je bloed. Verder speelt erfelijkheid een grote rol. Meer informatie vind je hieronder.
Het antwoord is duidelijk: trombose kan in principe bij iedereen ontstaan. Bij ongeveer de helft van de patiënten met een trombosebeen is zelfs geen duidelijke oorzaak aan te wijzen. Dus eigenlijk moet iedereen opletten en bij symptomen direct naar de dokter gaan.
Wanneer trombose namelijk niet wordt behandeld, kan de gestolde bloedprop losschieten en bijvoorbeeld worden meegevoerd naar de longen, waar een longembolie kan ontstaan. Maar ook de bloedtoevoer naar de hersenen of het hart kan worden afgesloten. En dat is levensbedreigend. Het is dus voor iedereen belangrijk om op te letten.
Meerdere risicofactoren
Toch lopen bepaalde mensen zeker meer risico. Er zijn verschillende factoren aan te wijzen die de kans op de complexe aandoening trombose (en longembolie) vergroten. Vaak gaat het daarbij om meerdere oorzaken die tegelijkertijd een rol spelen.
Ongeveer 60 procent van alle vormen van trombose in de aderen ontstaat tijdens of na een ziekenhuisopname.
Het risico op trombose is bijvoorbeeld groter wanneer iemand al eerder trombose of een longembolie heeft gehad. Ook heeft iedereen die voor behandeling in een ziekenhuis ligt, of onlangs heeft gelegen, een sterk verhoogd risico op trombose. Ongeveer 60 procent van alle vormen van trombose in de aderen ontstaat tijdens of na een ziekenhuisopname. Patiënten krijgen vaak ook medicijnen waarmee een trombose kan worden voorkomen.
De reden hiervoor is duidelijk: bij langdurige bedrust - door blessures, een ongeval of een operatie zoals bij een vervanging van een knie of heup of een bariatrische ingreep zoals een maagverkleining - is de bloedstoom vertraagd. Daardoor kan trombose ontstaan. Het kan ook worden veroorzaakt door een andere samenstelling van het bloed, bijvoorbeeld veroorzaakt door een teveel aan bloedcellen en -plaatjes bij een ontsteking.
Ouderen (boven de 65 jaar), mensen die roken, mensen met overgewicht, vrouwen die de anticonceptiepil gebruiken, zwangeren, vrouwen in het kraambed en patiënten met bepaalde vormen van kanker hebben eveneens een verhoogde kans op trombose. Het gaat hierbij dus duidelijk om iedereen die lang stilzit of ligt óf geneesmiddelen gebruikt die invloed kunnen hebben op de samenstelling van het bloed. Maar ook iemand met een been in het gips moet bijvoorbeeld extra opletten: je zit tenslotte lang in dezelfde houding.
Trombose en de pil
Bij vrouwen die de anticonceptiepil gebruiken, verandert de samenstelling van het bloed. Er is sprake van een toename van vrouwelijke hormonen en daardoor neemt het risico op trombose toe. De kans bij jonge, gezonde vrouwen is klein, maar ook hier zijn er factoren die het risico vergroten: een erfelijke afwijking, trombose in de familie, eerder trombose gehad, roken, overgewicht en de pil gebruiken boven de 35 jaar.
Erfelijkheid speelt een rol
Ook erfelijkheid is een duidelijke risicofactor. Bij ongeveer de helft van de patiënten is het bloed zelf de oorzaak van de trombose. Het bloed heeft bij hen de neiging om meer te stollen dan bij anderen. Dat extra stollen is vaak aangeboren. Het is dan ook belangrijk om te weten of trombose in de familie voorkomt.
Maar er kan ook sprake zijn van erfelijke afwijkingen die het evenwicht tussen stollen en niet-stollen van het bloed verstoren. Daardoor worden bepaalde stollingseiwitten niet goed aangemaakt en neemt het risico op trombose toe. Een voorbeeld van een dergelijke aangeboren en erfelijke stollingsziekte is Factor V Leiden.
Ongeveer een op de twintig trombosepatiënten heeft met deze ziekte te maken. Factor V Leiden stopt normaal gesproken de bloedstolling zodra bijvoorbeeld een wondkorstje stevig genoeg is. Bij mensen met Factor V Leiden werkt dit niet goed en stolt het bloed langer dan normaal.
Trombose voorkomen
Bepaalde risicofactoren kun je natuurlijk niet uitsluiten. In die situaties, bijvoorbeeld bij ziekte en zwangerschap, is het simpelweg zaak om je lichaam goed in de gaten te houden. Maar of je nu in een van de risicogroepen zit of niet: bepaalde leefregels blijven sowieso belangrijk om de kans op trombose te verkleinen.
Beweeg bijvoorbeeld voldoende om de bloedstroom op gang te brengen. Laat sigaretten links liggen. Zorg voor een gezond lichaamsgewicht. En drink voldoende bij een lange periode van liggen of zitten, bijvoorbeeld bij een vliegreis of bij een gebroken been. Door te drinken wordt het bloed dunner. Maar drink geen koffie of alcohol, want daardoor wordt het bloed juist weer dikker.